Jonghe Poezen/ Jonghe honden toernooi

28-03-2025

Afgelopen weekend was het weer zover: het Jonghe Poezen / Jonghe Honden Toernooi. Een jaarlijks terugkerend dieptepunt in de rugbykalender waar iedereen naar uitkijkt, en vervolgens halverwege wenst dat ze zich ziek hadden gemeld. De Jonghe honden hadden zichzelf op onnavolgbare wijze in een cluster gemanoeuvreerd, al is tot op heden onduidelijk met wie precies, daar wordt nog steeds over vergaderd onder het genot van pils en collectieve geheugenverlies. De Jonghe Poezen hadden zich op papier verbonden met de Olifanten, Oblix en Medusa, wat nog best een stoer rijtje klinkt, tot je erachter komt dat van Oblix werkelijk niemand is komen opdagen. Geen appje, geen rooksignaal, geen afmelding, gewoon niets. Tja, wie meldt zich dan ook vrijwillig aan voor een kuttoernooi met de Jonghe Honden én de Jonghe Poezen? Niemand met zelfrespect, zo blijkt maar weer.

Het weer deed ook lekker mee aan de treurigheid. Geen stortregen waar je tenminste nog een regenjas voor aantrekt of een paraplu voor opsteekt, nee hoor, gewoon miezer. Zo'n kleffe, trieste regen die langzaam alles in je tas en ziel doorweekt zonder dat je het echt doorhebt. Het soort regen dat je niet serieus kunt nemen. De kleedkamers waren erbarmelijk, de organisatie chaotisch, het speelschema onnavolgbaar en de sfeer vooral: erg gezellig.

Alsof dat allemaal nog niet treurig genoeg was, kwam Jonghe Hond Verkooijen ook nog eens veel te laat opdagen. De rest van zijn team was al bezig toen hij het veld op kwam gesjokt. Omdat zijn eigen shirt nergens meer te bekennen was moest hij zich in een Jonghe Poezen shirt hijsen. Een traumatische ervaring die niemand hem ooit meer afneemt. Het zat voor geen meter, stond hem nog minder, en het voelde gewoon ronduit kut.

Het enige sprankje hoop in deze complete misère kwam uit onverwachte hoek: de snackwagen. Daar kon je tegen een stevige financiële tegenvaller patat en hamburgers halen. Warm, vet en zout. Drie dingen die op dat moment de enige geneugten van het leven leken te zijn.

Ondanks alles, het weer, de organisatie, de kleedkamers, de shirts, de snackprijzen, het veld, de algehele sfeer van ellende, speelden de Jonghe Poezen op miraculeuze wijze de sterren van de hemel. Misschien waren de tegenstanders al lam, misschien hadden ze gewoon geen zin meer, maar de JP's wonnen. Ze werden beloond met foeilelijke kut bokaal. Maar goed, winnen is winnen.

De Jonghe Honden hadden ondertussen werkelijk alles verloren wat er te verliezen viel. Hun geloof in sport, en een aanzienlijk deel van hun zelfrespect, maar wel een V.S.R.C. gelijkpel en dik ook. Ze waren al begonnen met bieren voordat de laatste pot gespeeld werd, omdat mijnheer de Veurzitter, compleet de weg kwijt na heel wat liters goudgeel vocht, begon te oreren over dingen die zelfs in nuchtere toestand nergens op slaan. Dat hele tafereel was ook kut.

En zo eindigde de dag zoals hij begon: met verwarring, viezigheid, natte sokken en een algemene staat van "waar zijn we in godsnaam mee bezig". Alles was kut, behalve de patat. En zelfs die was duur. Maar de Jonghe Poezen wonnen, en dat is dan ook wel weer kut voor de rest.

Tot volgend jaar, zeggen we dan maar weer. Of niet.